Proclamatie

Proclamatie Prinses Kayleigh d'n 1e

Ik, Prinses Kayleigh, eerste Prinses van Malden,
heerser van Maldens Veld tot aan de Broeklanden,
van de Grote Loef tot aan de Molenwijk,
alles gelegen in ons prachtige Dwarsliggersrijk.

Geboren en getogen Maldenaar,
opgegroeid op de Tarwe als dochter van Marchel en Anja van Loveren,
jongste van drie met mijn broers Rick en Yordi,
en nu samenwonend met mijn vriend Steven
wederom in de straat waar ik geboren ben,
aanvaard ik met trots mijn taak als eerste Prinses der Dwarsliggers
en treed ik in de voetsporen van Prins Remco.

Om mijn taak als Prinses der Dwarsliggers goed te kunnen verrichten,
staan mij ter zijde:
Mijn adjudante Elske en mijn hofdames Amber en Liz.

Samen zullen wij dit seizoen vol energie, feest en gezelligheid de scepter zwaaien over ons mooie Dwarsliggersrijk!

 

 

Verder word ik bijgestaan door het bestuur, de dansgarde en mijn raad van elf bestaande uit;

Marc de prikker
Marc ‘t Kersje
Bas Was
Rob ’t Lang End
Roel ’t lichtpuntje
Gert-Jan de steendraaier
Ronnie de Aardbei
Hemmy de kampeerder
Ton-willem de zandschepper
Jan van de Elshof
Jacky de duiker
Tonny de blokker
Loet de tapper
Willy de Zwijger
Wouter de Wegpiraat
Tim de Schoenenreus
Gijs de Pillendraaier

En natuurlijk niet te vergeten alle vrijwilligers en overige carnavalsvierders, die het geheel ieder jaar weer tot een onvergetelijk feest maken.

Ik Proclameer:

Ten eerste, als eerste vrouwelijk kabinet zullen wij geschiedenis schrijven,
De Dwarsliggers konden dit jaar niet achterblijven.

Ten tweede, dit jaar doen we het nog even anders want,
Elske staat hier als eerste vrouwelijke adjudant.

Ten derde, ik ben trots dat ik hier als eerste prinses van De Dwarsliggers mag staan,
maar vergeet niet dat de Malle Mijtjes altijd mee zullen gaan.

Ten vierde, vroeger heb ik hier vaak met de dansgarde opgetreden,
nu sta ik hier met een hele andere reden.

Ten vijfde, met een moeder als oud-hofdame komt het dit jaar wel goed,
carnaval zit mij in het bloed.

Ten zesde, vorig jaar al een jonge vent aan de haak geslagen,
zo, dan hoeven jullie dat ook niet meer te vragen.

Ten zevende, ons voetbalteam zal wat extra ballen uit het net moeten vissen,
want de komende tijd zullen ze ons wat meer moeten missen.

Ten achtste, voor mij geen steek maar een kroon,
dat wordt vanzelf heel gewoon.

Ten negende, de raad van elf zal aan al die vrouwen moeten wennen,
al zullen zij dat vast nog wel ontkennen.

Ten tiende, Malle Mijtjes blijven wij in hart en nieren,
en samen met hun gaan we de beste carnaval ooit vieren.

Ten elfde, mijn lijfspreuk zal zijn;
Als eerste kabinet vol vrouwen, gaan wij met heel Malden een feestje bouwen.

Alaaf!

Mijn lijfspreuk voor deze carnaval luidt:

"Als eerste kabinet vol vrouwen, gaan wij met heel Malden een feestje bouwen."